Reglement Volkstuindersvereniging Arnhem

Laatst gewijzigd op de Algemene Ledenvergadering d.d. 31 oktober 2022

INLEIDING

Er is op grond van artikel 21 van de statuten een Tuinreglement opgesteld.

De regels zijn opgesteld door het bestuur en bekrachtigd door de Algemene vergadering. Zij zijn voor een deel gebaseerd op de bepalingen van het huurcontract met de Gemeente Arnhem, van wie vijf complexen zijn gehuurd t.w. de Braamberg, Bosweg, Cattepoelseweg, de Kweek en de Parkweg.

Het doel van vereniging is het bevorderen van tuinieren. De regels beogen dat de volkstuincomplexen goed functioneren, er esthetisch verantwoord uitzien en overlast aan de leden onderling of aan derden wordt voorkomen. Een aantal bepalingen heeft betrekking op de doelmatigheid van het houden van een moes- of bloementuin [b.v. hoge bomen, onkruid, ongedierte of stankoverlast]. Andere bepalingen betreffen het uiterlijk van de tuinen [b.v. geen ontsierende stoffen, bouwsels of onverzorgde heggen]. Er is periodiek gezamenlijk onderhoud en soms burenhulp te verrichten. Ook daarin voorziet het reglement. Voorts zijn de tuinkeuringen vermeld en zijn er nog een aantal bepalingen opgenomen die helaas soms van toepassing zijn. Tenslotte zijn de jaarbijdragen en de beëindiging van het lidmaatschap geregeld.

INHOUD
  1. Lidmaatschap en gebruik tuinen
  2. Tuin en tuingrens
  3. Bomen en struiken
  4. Milieu, mest en verboden planten
  5. Opstallen, materialen en waterleiding
  6. Waterleidingen en -gebruik
  7. Gezamenlijke arbeid, collegiale hulp
  8. Enige verbodsbepalingen
  9. Tuinkeuringen
  10. Jaarlijkse bijdragen
  11. Fonds schone tuinen
  12. Einde lidmaatschap
  13. Slotbepalingen

  1. LIDMAATSCHAP EN GEBRUIK TUIN
    1. Een lid dat hoofdtuinder is, mag de tuin gebruiken wanneer de jaarbijdrage is betaald
      1. Voor een nieuw lid dat voor de eerste maal als hoofdtuinder een tuin van de vereniging in gebruik heeft, eindigt dat gebruik 12 maanden na aanvang. Het bestuur zal uiterlijk vier weken daarvoor schriftelijk mededelen als het lid niet in aanmerking komt voor voortzetting van het gebruik van de tuin. In de zomer besteedt het bestuur tijdens de rondgang over de complexen extra aandacht aan de nieuwe tuinders.
      2. Voor de overige leden die een tuin als hoofdtuinder in gebruik hebben geldt eveneens een gebruiksduur van een jaar met dien verstande dat verlenging, tenzij het gebruik wordt opgezegd, stilzwijgend van jaar tot jaar plaats vindt.
    2. Het lid heeft de vrije beschikking over de hem door het bestuur aan hem als hoofdtuinder in gebruik gegeven tuin. Het is hem toegestaan de tuin op milieuvriendelijke wijze te gebruiken en er groenten, klein fruit, fruitbomen, kruiden, aardappelen en bloemen te telen. Minimaal 80% van het oppervlak van de tuin moet hiervoor gebruikt worden.
    3. Het is toegestaan dat ook inwonende gezinsleden van de hoofdtuinder zonder nadere inschrijving als lid de tuin gebruiken. De aanwezigheid van andere derden is evenwel slechts toegestaan als de hoofdtuinder ook aanwezig is of indien de derde een medetuinder is. Indien de tuin tijdelijk, bijvoorbeeld in verband met ziekte of vakantie, door andere derden wordt onderhouden, dient dit aan de complexvertegenwoordiger gemeld te worden.
      1. Een lid kan bij het bestuur een verzoek indienen de tuin met een medetuinder te delen. Het bestuur beslist daarover. Een medetuinder is ook lid van de vereniging. Zowel de hoofd- als de medetuinder zijn verantwoordelijk voor het naleven van de regels van de vereniging. De hoofdtuinder blijft eindverantwoordelijk voor de tuin.
      2. Indien het lidmaatschap van de hoofdtuinder wordt beëindigd, eindigt ook het lidmaatschap van de medetuinder, behoudens het navolgende. Een medetuinder heeft na drie jaar lidmaatschap het recht een aanvraag in te dienen bij het bestuur om de tuin van het lid over te nemen bij beëindiging van het lidmaatschap door de hoofdtuinder, of om een aanvraag voor een eigen tuin te doen. In geval van ontbreken van een wachtlijst, kan het bestuur deze periode inkorten.
  2. TUIN EN TUINGRENS
    1. De maximale oppervlakte van een tuin die een lid in gebruik kan krijgen is 300 m2. Beginnende tuinders krijgen een tuin van maximaal 150 m2 aangeboden. Het bestuur kan van deze regels afwijken in geval van leegstand van tuinen. Deze regel is van toepassing zolang de leegstand voortduurt.
    2. Onderscheid wordt gemaakt tussen hagen aan de buitenzijde van de complexen en hagen die een aantal tuinders zelf heeft aangebracht.
      1. De hagen aan de buitenzijde van de complexen worden door de gemeente onderhouden met dien verstande dat de binnenzijde ervan door de tuinder jaarlijks moet worden gesnoeid.
      2. Eigen hagen [afrastering van beplanting] mogen geen overlast geven aan de buren, mogen niet hoger zijn dan 1.50 meter, niet breder zijn dan 50 cm en binnen de rooilijn van de tuin blijven. Zij moeten regelmatig worden gesnoeid. Zij moeten zo staan dat ze in het geheel vanuit de eigen tuin of het algemene pad gesnoeid kunnen worden. Een tuinder is verantwoordelijk voor het onderhoud en de snoei beide zijden en de bovenzijde van de haag.
    3. Andere afrastering van de tuin dan hagen, zoals hekjes of takkenrillen, mogen geen overlast geven aan de buren, mogen niet hoger zijn dan 1.50 meter, niet breder zijn dan 50 cm. Zij moeten zo staan dat ze in het geheel vanuit de eigen tuin of het algemene pad onderhouden kan worden.
      1. Het is verboden afrasteringen van prikkeldraad te gebruiken.
    4. Het is verboden afrasteringen van de vereniging te verbreken of grenspalen te beschadigen, te verplaatsen of te verwijderen.
    5. De paden tussen en langs de tuin moeten schoon, gemaaid en onkruidvrij worden gehouden.
    6. Bestuursleden en complexvertegenwoordigers hebben het recht de tuinen van de leden zonder toestemming te betreden. Op enkele tuinen geldt recht van overpad.
  3. BOMEN EN STRUIKEN
    1. Onderscheid wordt gemaakt tussen bomen, gedoogbomen, fruitbomen en struiken.
    2. Bomen inclusief coniferen zijn, behoudens het derde lid, niet toegestaan en moeten evenals zaailingen worden verwijderd. Het bestuur kan in bijzondere gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van dit verbod.
    3. Fruitbomen zijn toegestaan mits omliggende tuinders er geen overlast van ondervinden.
    4. Struiken zijn toegestaan mits deze niet hoger zijn dan 2 meter. Woekeren moet te allen tijde voorkomen worden.
    5. Na overleg met de leden van (een deel van) een complex waar bomen staan kan het bestuur bomen, fruitbomen inbegrepen, als ‘gedoogboom’ aanmerken of weer van de lijst halen. Deze bomen blijven staan zolang ze deze status hebben.
  4. MILIEU, MEST EN VERBODEN PLANTEN
    1. Onkruid, ongedierte of ziekten in de gewassen mogen alleen met milieuvriendelijke middelen worden bestreden.
    2. Materialen:
      1. Geïmpregneerd hout is niet toegestaan.
      2. Kunstgras is niet toegestaan.
      3. Asbest, inclusief sterk op asbest gelijkend materiaal, in welke vorm dan ook is niet toegestaan.
    3. Mest en compost:
      1. Het opslaan van mest is in beginsel toegestaan mits afgedekt en niet meer dan 1 m2. Mest uitgestrooid over de tuin moet zo snel mogelijk worden ondergewerkt.
      2. Het opslaan van tuinafval voor het maken van compost is toegestaan mits de omvang van composthopen niet groter is dan de jaarbehoefte van de tuin. De compostbakken of composthopen moeten minimaal 50 cm van de erfgrens en de buitenhagen staan.
    4. Onkruid en begroeiing:
      1. Woekerende of uitzaaiende onkruiden zoals bij voorbeeld kweekgras, en planten zoals bijvoorbeeld bamboe en riet, moeten stelselmatig worden verwijderd.
      2. De totale oppervlakte van gras in de vorm van een gazon mag niet meer bedragen dan 15% van de oppervlakte van de tuin en moet gemaaid en afgekant worden.
      3. Begroeiing met vaste (sier)planten is toegestaan. In totaal moet minimaal 80% van de tuin gebruikt worden voor het doel van de tuin: tuinieren.
  5. OPSTALLEN, MATERIALEN EN WATERLEIDING
    1. Opstallen zoals schuren, kassen, broeibakken, pergola’s, afrasteringen en terrassen moeten goed worden onderhouden en een verzorgde aanblik geven.
    2. Er mag, uitsluitend na schriftelijk verkregen toestemming van het bestuur, voor eigen rekening en risico een schuurtje voor het opbergen van tuinbenodigdheden worden gebouwd. De vloeroppervlakte is maximaal 5 m2 en de nokhoogte maximaal 1,5 meter gerekend vanaf het laagste punt van het maaiveld waarop het schuurtje wordt gebouwd. Het bestuur beoordeelt de aanvraag op materiaal, kleur, vormgeving, de plaats en dergelijke en let daarbij onder meer op de inpassing in het landschap.
    3. Onderscheid wordt gemaakt tussen permanente en tijdelijke kassen.
      1. Onder permanente kassen worden verstaan kassen gebouwd met een frame van metaal of hout bekleed met glas of met een harde duurzame kunststof. Voor de bouw van een permanente kas is vooraf schriftelijke toestemming van het bestuur vereist. De maximale grondoppervlakte is 5 m2 en de maximale nokhoogte 1,50 meter gemeten vanaf het laagste punt van het maaiveld waarop de kas wordt gebouwd. Het bestuur beoordeelt de aanvraag op constructie, vormgeving, plaats en dergelijke.
      2. Een tijdelijke kas is iedere kas die niet voldoet aan de beschrijving van 5.3.1. Een tijdelijke kas mag niet eerder dan 1 februari worden neergezet en moet voor 1 november worden afgebroken. Op een tuin waarop een permanente kas staat mag geen tijdelijke kas worden gezet. Voor de bouw van een tijdelijke kas is geen schriftelijke toestemming nodig. De maximale afmetingen zijn gelijk aan die van een permanente kas.
    4. De totale oppervlakte van broeibakken mag niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van de betreffende tuin. Onder broeibakken worden verstaan bakken van glas of kunststof, kunststof tunnels, broeikassen en bodembedekking met plastic.
    5. In de periode van 1 november tot 1 februari is het niet toegestaan bonenstokken, tunnels van folie, tuinmeubilair, tijdelijke kassen en dergelijke te hebben staan.
    6. Pergola’s zijn toegestaan maar mogen niet worden voorzien van een afgesloten overdekking en de wanden mogen niet worden afgesloten.
    7. Terrassen mogen niet groter zijn dan tot een max van 20 m2 en mogen niet boven het maaiveld uitsteken.
  6. WATERLEIDINGEN EN -GEBRUIK
    1. Het is niet toegestaan om vaste aansluitingen aan de kranen of leidingen aan te brengen of anderszins zonder toestemming het waterleidingnet te veranderen. De aansprakelijkheid van de vereniging strekt zich niet verder uit dan tot het watertappunt. In verband met het gevaar van legionellabesmetting wordt aanbevolen waterslangen telkens los te koppelen na gebruik en indien er nog water in zit dit eerst weg te laten lopen voordat er gesproeid wordt. De legionellabacterie gedijt bij een temperatuur van 25 tot 50 graden Celsius.
    2. Het is verboden water te sproeien bij afwezigheid van de tuinder of overlast te bezorgen aan buren tijdens het sproeien. Bij bijzondere droogte is het verboden overdag te sproeien, hier moeten de aanwijzingen van het waterbedrijf gevolgd worden.
    3. Het wordt aangemoedigd regenwater op te vangen voor bevloeiing van de tuin. Elke tuinder is gehouden zijn tuin zo min mogelijk en zo efficiënt mogelijk te besproeien.
  7. GEZAMENLIJKE ARBEID, COLLEGIALE HULP
    1. Ieder lid is verplicht minimaal 2 uur per jaar deel te nemen aan het gemeenschappelijke werk zoals algemeen onderhoud.
  8. ENIGE VERBODSBEPALINGEN Het is niet toegestaan om:
    • aan andere leden overlast in welke vorm dan ook te bezorgen.
    • radio’s / geluidsapparatuur te gebruiken.
    • open vuur –vuurkorven daaronder begrepen– te stoken en, indien sprake is van een uitzonderlijke droogte, vuur in een kachel te stoken.
    • vee, duiven, pluimvee of andere dieren te houden, noch de vogelvangst uit te oefenen. Het is alleen na verkregen schriftelijke toestemming van het bestuur toegestaan bijen te houden. Het bestuur kan voorschriften verbinden aan deze toestemming.
    • caravans, voertuigen e.d. op de tuin te plaatsen.
    • afval, bouw-of ander materiaal onder te graven of bovengronds op te slaan; overtollig geworden materiaal behoort te worden verwijderd.
    • met auto’s op de binnenpaden te komen tenzij voor de aanvoer van mest of materialen.
    • de tuin en berging als nachtverblijf te gebruiken.
    • graafwerkzaamheden te verrichten die de natuurlijke terreinligging en waterhuishouding aantasten zoals het afgraven van een talud, het opwerpen van een talud of het graven van greppels of kuilen.
    • afval te verbranden [ gemeentelijke verordening ].
    • felkleurige materialen die het landschap ontsieren te gebruiken.
    • tenten, partytenten en dergelijke te plaatsen.
    • plaatsen van trampolines vanaf 1-1-2023.
    • beton te storten, grind te gebruiken en grote betonnen objecten zoals plantenbakken op de tuin te plaatsen.
  9. TUINKEURINGEN
    1. Er worden namens het bestuur door de tuinkeuringscommissie tenminste drie keer per jaar tuinkeuringen uitgevoerd. Het doel ervan is de kwaliteit en het uiterlijk van de complexen te handhaven en te bevorderen. De beoordelingen vinden plaats aan de hand van de bepalingen van dit reglement.
    2. De tuinders worden via het verenigingsorgaan tijdig op de hoogte gesteld van de keuringsdata. Om de keuring goed te kunnen uitvoeren mogen leden van het bestuur en van de tuinkeuringscommissie alleen uit hoofde van hun functie de tuin betreden.
    3. Van iedere keuring wordt een verslag opgemaakt. In het geval er een of meer punten ter verbetering worden vermeld ontvangt de betreffende tuinder een tuinkeuringsbrief. De tuinder krijgt 4 weken de tijd om de aangegeven punten te verbeteren. Indien de keuring na 1 november plaats vindt, krijgt de tuinder tijd tot de volgende keuring.
    4. Indien de tuinder een A1 beoordeling krijgt, wordt hij verzocht om het ontvangst van de brief te bevestigen. Krijgt een tuinder weer een A1 bij de volgende keuring, dan wordt de tuinder verzocht om een plan van aanpak in te dienen bij het bestuur. Ook wordt direct vermeld dat een A1 bij de volgende keuring (3x A1 binnen 2 jaar) in beginsel leidt tot opzegging van het lidmaatschap. Deze regel gaat in per 1-1-2023.
  10. JAARLIJKSE BIJDRAGEN
    1. De jaarlijkse bijdrage bestaat uit een vijftal componenten:
      • de contributie
      • de kosten van het gebruik van de tuin
      • de kosten van waterverbruik
      • bijdrage aan het fonds onderhoud en infrastructuur
      • een bijdrage aan het fonds “Schone tuinen”
      • De contributie is bestemd om de algemene kosten van de vereniging te dekken. De kosten van het gebruik van de tuin bestaan uit de kosten van het grondgebruik. In de kosten van het waterverbruik zijn mede begrepen alle kosten die met het water verband houden. Voor het waterverbruik wordt een vast bedrag in rekening gebracht.
    2. De jaarlijkse bijdrage wordt op voordracht van het bestuur door de Algemene Vergadering vastgesteld.
    3. Betaling geschiedt binnen 14 dagen na ontvangst van de factuur. Na de 2e aanmaning worden 10% incassokosten in rekening gebracht.
    4. Als een nieuwe tuinder bij aanvang van zijn lidmaatschap een verwaarloosde tuin krijgt, hoeft hij het tweede lidmaatschapsjaar geen contributie te betalen als de tuin na het eerste jaar niet meer als verwaarloosd wordt beoordeeld. Dit ter beoordeling van de complexvertegenwoordiger.
  11. FONDS SCHONE TUINEN
    1. Op 1 januari 1998 is een begin gemaakt met het vormen van een fonds dat is bedoeld om de financiële gevolgen van het achterlaten van niet schone tuinen bij beëindiging van het lidmaatschap te dekken of te voorkomen.
    2. De bijdrage wordt jaarlijks op voorstel van het bestuur door de Algemene vergadering vastgesteld.
    3. Ten laste van het fonds komen de kosten van het schoonmaken van leeg gekomen tuinen en komen de kosten van bonussen. Indien een tuinder bij beëindiging van lidmaatschap de tuin achterlaat in een staat die overeenkomt met de bepalingen van dit reglement ontvangt de tuinder een bonus. Een tuinder die de tuin overdraagt aan een lid dat is ingeschreven op hetzelfde tuinnummer [medetuinder] ontvangt geen bonus. De bonusbedragen worden jaarlijks op voorstel van het bestuur door de Algemene vergadering vastgesteld.
  12. EINDE LIDMAATSCHAP
    1. Het lidmaatschap eindigt behalve in de gevallen genoemd in de Statuten [overlijden, opzegging door het lid, opzegging door de vereniging en door royement] ook door uitschrijving uit het bevolkingsregister van de gemeente Arnhem.
    2. Bij beëindiging van het lidmaatschap is het lid gehouden, binnen een door het bestuur te bepalen termijn, zijn eigendommen van de tuin te verwijderen en de tuin schoon op te leveren. Deze termijn zal zodanig worden gesteld dat het lid gelegenheid heeft de in zijn tuin aanwezige gewassen te oogsten of over te planten. De termijn eindigt in ieder geval op 31 december van het lopende jaar. Het bestuur is gerechtigd om een korte termijn van tenminste 14 dagen te stellen indien in redelijkheid niet kan worden verlangd het lid nog langer op de tuin te dulden.
    3. Niet verwijderde eigendommen worden na het verstrijken van de gestelde termijn eigendom van de vereniging. Indien er door het bestuur kosten moeten worden gemaakt om de tuin in goede staat te brengen, overeenkomstig de bepalingen van dit reglement, worden deze kosten verhaald op de tuinder.
    4. Leden, die om welke reden dan ook van het lidmaatschap worden uitgesloten, kunnen geen aanspraak maken op enige vergoeding van schade. Te allen tijde kan het bestuur van de leden, die hun lidmaatschap beëindigen of daarvan worden uitgesloten, de contributie en andere kosten van het lopende jaar vorderen.
    5. Het bestuur kan op grond van artikel 6 lid 6 van de Statuten een lid royeren. De procedure is als volgt:
      • het bestuur stelt het lid schriftelijk in gebreke en gunt hem, in het geval herstel mogelijk is, een termijn van tenminste 14 dagen om voor herstel zorg te dragen. Heeft naar het oordeel van het bestuur het herstel niet of niet voldoende plaats gevonden, of betreft het voorgenomen royement een niet voor herstel in aanmerking komend gedrag waaronder 3x A1 beoordeling op rij door de tuinkeuring valt, dan zal het bestuur het betreffende lid van het voornemen tot royement per aangetekende brief op de hoogte stellen onder opgave van de redenen en van het tijdstip en de plaats van de bijeenkomst bedoeld in de volgende zin. Het lid wordt in de gelegenheid gesteld zich te verweren in een bijeenkomst waarbij tenminste 2/3 leden van het bestuur aanwezig zijn. Deze bijeenkomst vindt plaats tenminste 14 dagen en ten hoogste 4 weken na verzending van de hiervoor genoemde aangetekende brief.
      • het besluit tot royement wordt slechts genomen in een bestuursvergadering waarbij tenminste 2/3 leden van het bestuur aanwezig zijn. Het besluit dient te worden genomen met een meerderheid van tenminste 2/3 van het aantal ter vergadering uit te brengen stemmen. Het besluit wordt onder vermelding van de redenen met een aangetekende brief ter kennis van het lid gebracht. In de brief wordt op de beroepsmogelijkheid gewezen.
      • het betrokken lid kan tegen de beslissing in beroep gaan bij de Commissie van Beroep binnen een maand na dagtekening van de aangetekende brief waarin hem het royement is medegedeeld. Voor de procedure wordt verwezen naar artikel 18 van de statuten.
      • gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. De verplichting van het lid zijn tuin te onderhouden en zijn overige verplichtingen jegens de vereniging na te komen blijven gedurende de schorsingstermijn bestaan, tenzij het bestuur anders beslist.
  13. SLOTBEPALINGEN
    1. In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
    2. Indien er een geschil rijst tussen het bestuur en het lid kan dit geschil op verzoek van een der partijen worden voorgelegd aan de Commissie van Beroep. De procedure is opgenomen in artikel 18 van de statuten.